De pioenroos wordt meestal pioen genoemd maar eigenlijk heet de
bloem Paeonia. Er is een mooi verhaal over hoe de pioenroos aan zijn naam is
gekomen. Paeonia is afgeleid van de naam van een Griekse heler genaamd Paeon.
Hij was een leerling van Asclepius, een God van de geneeskunst en genezing.
Paeon gaat op een mooie dag naar de heilige berg Olympus om planten en kruiden
te zoeken voor zijn geneeskunst en komt daar een grote en ook prachtige bloem
tegen. Hij neemt de bloem mee en gaat aan de slag met de wortels om er een
medicijn van te maken. Het lukte hem om een medicijn te maken en dat kwam goed
van pas toen de Pluto, de God van de onderwereld, ziek werd en genas door het
middel dat Paeon had gemaakt van de wortels van de bloem die hij had gevonden tijdens zijn zoektocht op de berg Olympus. Paeon zijn leermeester Asclepius
kon het niet verkroppen dat een leerling van hem een medicijn had gevonden en
daarmee de belangrijke God Pluto had genezen. Zijn afgunst bracht het slechtste
bij hem naar boven en hij besloot Paeon te vermoorden. Pluto vond het lichaam van Paeon en besloot hem te eren. Hij veranderd het lichaam van Pluto
in de bloem die hem had genezen en noemde hem Paeon. Door Pluto kunnen wij al
eeuwen genieten van prachtige pioenrozen, er zijn inmiddels meer dan 1000
verschillende soorten in alle kleuren en maten.
In China zeggen ze dat de pioenroos oorspronkelijk uit hun land komt, de pioenroos is er de nationale bloem. Volgens bronnen is de pioenroos rond 1780 van China naar Europa gekomen. In China wordt de bloem vooral
gekweekt voor de wortels omdat daar de geneeskrachtig stoffen inzitten en een
bloedstelpende en koortsverlagende werking hebben.
Mooie verhalen over een prachtige bloem die mooi staat in een
vaas en het goed doet in de tuin.
Het was gisteren weer een prachtige dag dus even voor de drukte
aan de natuur in. Waterflesje gevuld, appeltje gewassen, fototoestel en de
verrekijker in de fietstas en wij waren er klaar voor.
Fietsen langs de Lepelaarplassen is meestal rustig, weinig
fietsers en de mensen die ook van dit mooie stukje natuur genieten houden
rekening met de andere genieters. Hier en daar staat een bankje en wij weten
waar ze staan dus op een gegeven moment konden we genieten op ons favoriet
bankje met uitzicht op de plassen. Er was weer veel te zien want de
zilverreigers en lepelaars hebben hier hun broedgebied. Wat is er dan mooier om
met je verrekijker het doen en laten van alles dat er leeft in de plassen te
bespieden? Maar helaas, ik dacht dat ik de verrekijker in de fietstas had gedaan
maar hij lag waarschijnlijk nog in de fietsenberging. Geen probleem, ik had
mijn fototoestel niet vergeten en ik kan met mijn toestel behoorlijk inzoomen.
Na een paar foto’s was het tijd om een appeltje te eten en een slok water te
nemen en ondertussen genieten met half dichte ogen van het geluid, vooral de
kikkers, die kunnen er wat van. Op het moment dat ik mijn appel doormidden heb
gesneden en ontdaan van het klokhuis zie ik mooie bloemen aan mijn voeten staan
en die wil ik gelijk fotograferen. Door een onhandige manoeuvre viel de helft
van mijn appel in het gras voor mijn voeten. Jammer, maar weer oppakken deed
ik niet, er zullen ongetwijfeld wel beestjes zijn die er van gaan genieten.
Ik
heb nog wel een paar foto’s van de bloemen aan mijn voeten gemaakt en ook van
de gevallen halve appel. Toen zag ik weer iets moois, een koppeltje ganzen die
roerloos over het water stond te kijken, ook dat moest natuurlijk op de foto.
Maar dan, de batterij van mijn fototoestel was leeg en kon ik geen foto’s meer maken.
We hebben nog een tijd gezeten en zijn daarna doorgefietst naar
het natuurgebied Pampushout, waar we maar twee hardlopers tegen zijn gekomen.
Na twee uur waren we weer thuis en ik moet zeggen dat het een
prachtige rit was, ook al kon ik niet naar vogels kijken met de verrekijker, ik
maar een halve appel heb gegeten en geen foto’s in het Pampushout heb kunnen
maken.
In de natuur zijn geeft mij rust en ik kom dan ook vol energie
weer thuis.
Familieverhalen blijven leuk en bijzonder. Er zijn verhalen die
elke keer als ze worden verteld een beetje worden aangedikt of afgezwakt. Er
zijn ook verhalen die blijven zoals ze zijn omdat ze zo bijzonder en ook mooi zijn.
Onderstaand familieverhaal speelt zich af in het Groningse dorp
Westerbroek zo rond 1900. Het was in die tijd voor heel veel mensen een
moeilijke tijd, hard werken als je al werk had, weinig geld en grote gezinnen,
dat was in de meeste dorpen geen uitzondering. Het was vanzelfsprekend niet
allemaal kommer en kwel, veel gezinnen waren tevreden en op hun eigen manier
gelukkig. Als de vader werk had, er geen ziektes in de gezinnen waren en de
kinderen goed opgroeiden was er weinig aan de hand. Ook waren er, zoals op elk
dorp de feestelijkheden zoals markten, kermissen, bruiloften, geboortes en
andere gedenkwaardigheden.
In 1876 werd in Westerbroek in een gezin met negen kinderen Jan
geboren en in hetzelfde jaar, in een gezin met elf kinderen, kwam in het dorp
Middelbert Hinderkien op de wereld. Ze groeiden op en na hun schooltijd was het tijd om te gaan
werken en waarschijnlijk heeft Hinderkien een “dienstje” gehad als keuken- of
kindermeisje op een boerderij. Jan werd koster in Westerbroek en zorgde in de
kerk voor het schoonmaken, het laten branden van de kachels, de klok luiden op
zondag en tijdens de kerkdienst het orgel pompen, kortom de boel op orde houden.
Op een gegeven moment kwamen Jan en Hinderkien elkaar tegen, grote
kans dat het tijdens de jaarlijkse kermis was en werden verliefd. Ze kregen
verkering en hadden trouwplannen. Jan kon als koster met honderd gulden per
jaar wel aan trouwen denken en Hinderkien zag het ook wel zitten met deze jongen.
Het stel trouwde en ze gingen wonen in kostershuisje achter de kerk.
Na verloop van tijd kwam het eerste kind en bijna ieder jaar weer
een nieuw kind. Zeventien kinderen heeft Hinderkien gebaard, twee miskramen
gehad en er is een kind bij de geboorte overleden. En dat allemaal in het
kleine huisje achter de kerk. Op zolder sliepen de oudste kinderen lepeltje aan
lepeltje en de jongsten in de bedstee in de huiskamer. De allerjongste sliep in
de krib in de bedstee van Jan en Hinderkien. Zeventien kinderen baren en
verzorgen dat was wel heel veel zorg voor de moeder. Hinderkien wilde niet nog
meer kinderen maar hoe zorg je er voor dat het ook niet meer gebeurd? Dat was
in die tijd niet gemakkelijk, je kreeg ze gewoon en zo was het leven.
Hinderkien kon goed lezen en schrijven en als ze laat in de avond
klaar was met het zorgen voor haar grote gezin had ze even een momentje voor
zichzelf en dan schreef ze gedichten. Het was in de hele regio bekend dat ze
gedichten schreef en ze werd dan ook vaak gevraagd om iets te schrijven voor
speciale gelegenheden, zoals bruiloften, begrafenissen of een jubileum.
Hinderkien had het best druk met het dichten en schreef dan ook vaak
tot ver na bedtijd. Jan was al diep in slaap als Hinderkien eindelijk ook het
echtelijke bed opzocht. Het liefdesleven van Jan en Hinderkien kwam op een zeer
laag pitje te staan en Hinderkien kwam er achter dat zij op deze manier weinig
kans had om nog eens zwanger te worden. Het verhaal gaat dat het dichten van
Hinderkien heel wat jaren tot laat in de avond doorging. Het maken van gedichten was
voor haar eigenlijk een heel goed anticonceptiemiddel, ze raakte niet meer in
verwachting. Volgens familieleden heeft het huwelijk niet geleden onder de
dichtdrang van Hinderkien, de kinderen hebben allemaal mooie herinneringen aan
hun jeugd in het kleine kostershuis.
Na 51 jaar getrouwd te zijn geweest overleed Jan in 1950 en drie
jaar later overleed Hinderkien. Het is een mooi familieverhaal en gelukkig is
er aan het verhaal nooit iets toegevoegd of weggelaten. Jaren geleden kregen wij van een ver familielid een foto opgestuurd van Hinderkien en een gedicht dat na lang zoeken nog in een oude krant is gevonden.
In de eerste weken van de coronacrisis toen het tot de mensen
doordrong dat we in een ernstige situatie zaten, waren de meeste mensen bereid
tot de 1 ½ meter afstand. Kwam je iemand tegen die, vooral tijdens het fietsen
zich toch gedroeg alsof er niets aan de hand was wekte dat bij andere fietsers behoorlijk
wat irritatie op. Daarna ging het even goed, het leek even alsof iedereen er goed
van doordrongen was dat het ernst was met het virus. De laatste week lijkt het
alsof er weinig meer aan de hand is, het is druk op het fietspad en bijna
iedereen blijft naast elkaar rijden. Het valt mij op dat mensen prikkelbaar op
elkaar reageren en stekelige opmerkingen maken.
Bijna elke dag zitten aan de vijver voor ons huis twee jongens te
vissen. Weer of geen weer, de jongens zijn er en staan met hun hengel urenlang te
wachten tot ze beet hebben. Sinds gisteren hebben ze het zich een beetje
gemakkelijk gemaakt, ze kunnen het staan afwisselen met zitten. Ik denk dat er thuis
bij de eettafel twee stoelen minder staan.