De Duitse kunstenares Käthe Kollwitz werd geboren als Käthe Schmidt in 1867 te Moritzburg.
Käthe had naast de kunst ook al jong belangstelling voor de vrouwenbeweging, de sociaaldemocratie en het nieuwe naturalisme in de literatuur.
In 1891 trouwde ze met de arts Karl Kollwitz en het echtpaar kreeg twee zonen. Karl Kollwitz had zijn praktijk gevestigd in een achterstandswijk in Berlijn, waar hij voornamelijk arme mensen behandelde. Käthe was erg begaan met de mensen in de wijk waar zij woonden. De sociale noden in de gezinnen en de verbondenheid tussen moeder en kind die zij tegenkwam in de wijk werden vooral de onderwerpen in haar grafisch werk.
In 1899 sloot Käthe zich aan bij de Berliner
Sezession, de kunstenaars die hieraan verbonden waren namen afstand van de
bestaande ideeën en hadden nieuwe idealen, zij wilden het helemaal anders. De
kunstenaars probeerden een nieuw publiek te bereiken en ze kennis te laten
maken met hun werk. Käthe schilderde in die tijd veel familie-en zelfportretten
en genrestukken. De figuren die zij in die tijd schilderde stonden er
uitdrukkingsloos bij. Het waren vooral getuigenissen b.v. De Boerenoorlog
of De opstand van de Wevers.
Maar ze wilde zich verder ontwikkelen en zich vooral toeleggen op de beeldhouwkunst. Ze vertrok naar Parijs om zich daar volledig te verdiepen in de kunst van het beeldhouwen. Haar werk werd alom gewaardeerd en ze ontving in 1907 de Villa Romana-prijs. Deze prijs werd toegekend door de Deutsche Künstlerbund, opgericht in 1905. De prijs geeft de winnende kunstenaar de gelegenheid om een jaar lang in Florence te verblijven in de Villa Romana. Käthe vertrok na het winnen van deze prijs dan ook naar Florence. Na dat studiejaar keerde ze terug naar huis waar ze zich in haar eigen atelier vooral bezig ging houden met beeldhouwen. Ondertussen is het 1914 en is WO I uitgebroken. Op dat moment werkte Käthe aan verschillende beelden en ze bracht haar gevoelens over de oorlog in haar werk tot uiting.
Zoals bij veel families kwam ook het gezin Kollwitz niet ongeschonden door de oorlog. Hun zoon Peter was musketier in het leger en sneuveld in het eerste oorlogsjaar bij Diksmuide. Dit bericht kwam hard aan in het gezin en er heerste grote rouw. Enkele jaren later begon Käthe na te denken over een gedenksteen voor het graf van haar zoon.
Käthe was de eerste vrouw die in 1929 het lidmaatschap
kreeg tot de orde Pour le Mérite fur Wissenschaften und Künste. De
ridders van deze orde beslisten over toelating tot deze orde van een hoogbegaafd
persoon. Alleen hoogbegaafde mensen vielen deze eer te beurt. Käthe had deelgenomen
aan een onderzoek van psychiater en neuroloog Adele Juda. Zij kenden elkaar
goed en Käthe kwam voor het onderzoek in aanmerking omdat zij hoogbegaafd was.
Ondertussen werkte ze verder aan haar beelden en vooral aan het herinneringsbeeld voor het graf van haar zoon, Het treurende ouderpaar. Het beeld werd in Diksmuide, waar Peter Kollwitz was gesneuveld geplaatst, maar later werd het beeld overgebracht naar de militaire begraafplaats in Vladslo waar Peter werd herbegraven, samen met 1538 omgekomen soldaten. Vadslo is een rustplaats voor 25.000 militairen die zijn gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog.
Käthe Kollwitz heeft in het beeld Het treurende ouderpaar, het grote verdriet van haar en haar man uitgebeeld. De vader kijkt uit over de duizenden graven en de moeder knielt voorover en herdenkt niet alleen haar eigen zoon maar ook alle andere zonen van ouderparen die zijn omgekomen aan het IJzerfront.In 1933 werd het werk van Käthe Kollwitz door de Nationaalsocialisten als Entartet verklaard en werd haar ook verboden om haar werk voort te zetten aan de Berlijnse Academie waar zij vijf jaar eerder was aangesteld als hoogleraar aan de grafische afdeling. Tegelijkertijd werd haar de orde afgenomen van de Pour le Mérite fur Wissenschaften und Künste. Drie jaar later volgde nog een expositieverbod en kon ze alleen nog werken in haar eigen atelier en zich bezighouden met het beeldhouwen. Moeder en kind bleven steeds het hoofdthema in haar werk.
Tijdens de oorlog werden haar bronzen beelden omgesmolten om wapens van te maken. Gelukkig bestonden de mallen van de beelden nog, het naziregime had geen idee dat die er waren en na de oorlog konden de beelden opnieuw worden gegoten.
Het beeld Moeder en kind, waar alle pijn, verdriet en ellende van het verlies van een kind aanwezig is, is in een grotere versie gegoten dan het oorspronkelijke beeld. Het beeld kreeg in 1990 een ereplaats in de Neue Wache, een monument voor alle gevallenen van de Vrijheidsoorlogen. De Neue Wache staat tegenover het paleis aan de boulevard Unter der Linden in Berlijn.
Een veelzijdig en groot kunstenares was Käthe Kollwitz. Niet alleen haar sculpturen zijn indrukwekkend maar ook haar litho’s, etsen, kopergravures en houtsneden zijn indringend.Käthe Kollwitzmusea zijn te vinden in Berlijn, Moritzburg, Keulen en Koekelare (België).
De Käthe Kollwitzprijs wordt elk jaar uitgereikt aan een kunstenaar voor een door hem gemaakt kunstwerk met een bijzondere betekenis of voor zijn hele oeuvre. De prijswinnende kunstenaar mag exposeren in het academiegebouw.
De Vlaamse zanger Willem Vermanderen zingt een lied over Vadslo op zijn album Mijn Vlaanderland, opgenomen in 1995.