Urtica
Dioica, een mooie naam voor “brandnetel”, een plant die we
allemaal kennen maar waar veel mensen een hekel aan hebben. De naam komt uit
het Latijn, uro betekent; ik brand en
dioica betekent; twee huizen en verwijst naar de mannelijke en vrouwelijke
planten. De Nederlandse naam netel
komt uit het Angelsaksisch, van het woord noedl (naald).
De brandnetel komt voor op plekken waar de mens zijn stempel op de
natuur heeft gedrukt. Je ziet grote bossen staan bij een druipende mesthoop, op
restjes landbouwgrond dat rijk is aan stikstof en fosfor of langs bos- en
akkerranden. Dat zijn de plaatsen waar de brandnetel zich thuis voelt. De grote
groepen brandnetels ontstaan door de ondergrondse uitlopers van de plant. Uit
deze uitlopers schieten de stengels omhoog, zodat je in korte tijd grote brandnetelbossen bij elkaar ziet.
De brandnetel is een nuttige plant, hij maakt met zijn
wortelstelsel de grond los en open. Als je langs bossen brandnetels loopt kun
je vaak een humusgeur opsnuiven die wordt veroorzaakt door het loswoelen van de
grond. Door dit loswoelen maakt de brandnetel ruimte in de grond waar weer
andere planten kunnen groeien. De brandnetels staan streng en stram naast elkaar, de stengels netjes zij aan zij, en de bladeren twee aan twee
langs de stengel.
De stengels zijn voorzien van taaie vezels, vroeger werd er
neteldoek (kaasdoek) van gemaakt, dit werd gebruikt als zeef. Heb je de
plant geplukt dan merk je dat de stengel snel slap gaat hangen en gelijk begint
te rotten. Leg je de stengels in water dan heb je binnen een paar dagen een bak
met stinkende gier. Deze gier is een natuurlijk bestrijdingsmiddel tegen luis en schimmels op
je tuinplanten.
Deze bestrijdingsmethode werkt alleen als je de brandnetels
hebt geplukt voor de bloei, pluk je ze na de bloei dan zijn de stelen houterig
en werkt de gier niet meer als
bestrijdingsmiddel.
Wat zeker niet prettig is aan de brandnetel zijn de
brandhaartjes, dat zijn stekende, scherpe naaldjes die als heuveltjes op de
plant staan. Deze heuveltjes kun je zien als een voorraadje gif, kom je ermee
in aanraking dan voel je gelijk een stekende, branderige jeuk op de huid. Positief
aan de plant is dat één van aanwezige stoffen serotonine is, een stofje dat
invloed heeft op de hersenen en een gevoel van welbehagen geeft.
Het is bekend dat in de Middeleeuwen monniken zich
geselden met een bos brandnetels op de blote huid. Het geselen werd gezien als
een vorm van boetedoening, maar gezien de werking van de serotonine kan het ook
zijn dat het geselen een andere bedoeling had. Na de branderige pijn gaf het
stofje een euforisch effect, en het akelig gevoel dat tijdens de geseling
ontstond verdween.
In het boek Arthur
lees je dat Lancelot, toen hij nog een jongetje was, zijn arm eens stak in een
bos brandnetels. Hij deed dit om zichzelf te straffen omdat hij iets had gedaan
dat niet mocht. Lancelot kreeg nadat hij zichzelf had gestraft helemaal geen
branderig gevoel aan zijn arm. Het kan zijn dat het een vorm van magische
bescherming was, maar het is aannemelijker dat Lancelot wist dat je de
brandnetel van onderen naar boven moest vastpakken. Hij wist waarschijnlijk ook
dat hij dan niets zou voelen van enige branderigheid of jeuk. Als hij de steel
van boven naar beneden of langs de zijkant had aangeraakt dan had hij zeker
iets gevoeld.
De brandnetel is toch niet echt populair, de
brandende en stekende pijn is erg onaangenaam en liever gaan we de plant uit de
weg. In Engeland werd daarom lang geleden de brandnetel ook wel duivelsblad
genoemd. In Schotland had men helemaal een vreemd idee over de brandnetel, zij
dachten dat de plant groeide uit lijken. In Scandinavië zijn er ook
verschillende verhalen bekend over deze stekelige plant. Zo zou de brandnetel
bloedvergieten uitlokken en in Denemarken dachten ze dat de brandnetel groeide
op plaatsen waar onschuldig bloed was vergoten. In IJsland bracht men de
brandnetel in verband met de god Thor,
hij was de god van de donder en de bliksem. Als de brandnetel werd geplukt dan gaf hij
bescherming tegen de inslag van de bliksem, en de persoon werd een moedig man
omdat door het plukken er iets van de kracht van Thor in hem was gekomen. Dat de brandnetel de bliksem kon afweren dacht
men ook in Beieren, daar strooiden ze brandnetels rond hun huizen.
Bijna iedereen kent wel het sprookje Wilde Zwanen van Hans Christiaan Andersen, het verhaal waarin het prinsesje voor
haar elf broers jasjes moest spinnen uit brandnetelgaren. De broers waren door hun stiefmoeder in zwanen veranderd en de betovering kon alleen worden
doorbroken als ze jasjes kregen die waren gesponnen uit brandnetelgaren. Het
prinsesjes deed haar best maar kwam garen tekort en het laatste jasje kreeg ze niet
af met alle gevolgen van dien voor de laatste broer.
Niet alleen in de Middeleeuwen en in verhalen en
sprookjes was de werking van de brandnetel bekend, ook in deze tijd wordt de
brandnetel gebruikt in de natuurgenezing.
Het is bekend dat brandnetels gezond zijn, de plant
is rijk aan verschillende vitamines, ijzer, kalk en eiwit. De meeste
brandnetels worden gebruikt als veevoer maar wij kunnen er thee van zetten, soep van koken, bier van brouwen of wijn van maken.
Niet alleen voor de mens kan de brandnetel
nuttig zijn, ook voor vlinders zoals de Dagpauwoog
en de Atalanta is de brandnetel
voedsel en kijk je goed naar de brandnetels dan zie je rupsen op de bladeren. Een rups weet precies hoe hij de
brandharen eraf moet eten en ook het blad van de plant is voor hem een
lekkernij. Fascinerend om dat eens van dichtbij te bekijken.
De brandnetel werd in Engeland, voor de Tweede
Wereldoorlog, gebruikt als kleurstof bij de productie van groene verf. Deze verf
werd vooral gebruikt als camouflageverfstof.
Er is nog veel meer te vertellen over deze netelige plant, het gebruik in de
keuken, de tuin, de industrie en er zijn veel mooie verhalen over het gebruik
ervan bij andere volkeren.
Al met al is de brandnetel een interessante plant, ook
al gaan veel mensen hem liever uit de weg.
|
Aap kijkt naar de brandnetel en denkt er het zijne van. |
Urtica
Waar de ruigte veld wint
branden wij omhoog;
schrik van ieder stadskind,
honk van dagpauwoog.
Nachtegaal tot zegen,
boerenvolk tot last,
zijn wij allerwegen
ongenode gast.
(Prof. Dr. Victor Westhoff 1916-2001)