dinsdag 30 juni 2015

Het gaat goed met berberbaby Juma.


Juma is een babyberberaapje en woont al weer een tijd bij Stichting AAP in Almere. Voor Juma bij AAP kwam zwierf hij helemaal alleen door de buitenwijken van Parijs.
De eerste periode bij AAP was erg moeilijk voor hem en hij keek alleen maar triest voor zich uit met zijn duim in de mond. Na een tijd kreeg Juma gelukkig een pleegmoeder en tot vreugde van iedereen konden pleegmoeder Zina en Juma het gelijk goed vinden. Dat was geweldig nieuws.
Inmiddels heeft Juma zijn plek wel gevonden tussen de andere berbers bij AAP.

Het nageslacht is voor alle levende wezens belangrijk en voor berberapen is dat heel speciaal, baby's zorgen namelijk voor een hechte band tussen de mannetjes in de groep. De berbermannetjes, ook als ze niet de vader zijn, zijn erg actief bij het verzorgen en opvoeding van de kleintjes. Dat maakt op de vrouwtjes een goede indruk, zij willen namelijk een vader voor hun toekomstige kinderen die de nodige vaardigheden heeft met babyaapjes.

Als er baby's in de groep zijn geboren, of geplaatst zoals in het geval van Juma, ontstaat er namelijk een heel andere groepsdynamiek. Er wordt dan in kleine groepjes voor de kleintjes gezorgd. De kleintjes krijgen een veilige plek tussen de benen van een mannetje en worden overladen met knuffels en kusjes en worden ook nog eens uitgebreid gevlooid. En de sterke rug van een mannetje is een veilige plek voor de babyaapjes om van de ene plek naar de andere te komen.

Kleine Juma is nu volledig opgenomen in de groep en zorgt er door zijn aanwezigheid voor dat de band in de groep onbewust wordt versterkt.
Juma heeft  nu familie en  krijgt van zijn familie, bescherming en warmte .
Dat waren de drie dingen die Juma niet heeft gehad in het begin van zijn leventje.

Eerdere berichtjes over Stichting AAP en Juma.

(foto uit ApeNote van Stichting AAP)

dinsdag 23 juni 2015

Rabarbertijd

Rabarbercompote is gemakkelijk te maken.

Deze "Rabarber volgens Anne" is voor 4 personen.

Benodigdheden:
1 kg rode rabarber wassen en in stukken snijden.
100 tot 125 gram aardbeien of fruit naar keuze
100 gram rietsuiker
20 gram roomboter
(geen water toevoegen, er zit genoeg vocht in de rabarber)

Smelt langzaam de boter in een pan (niet bruin laten worden).
Voeg de rabarber en de suiker toe.
Ongeveer 30 minuten laten sudderen en een paar keer doorroeren.
Zomerfruit toevoegen.
Rabarber kun je warm of koud eten.

Eet smakelijk!
                  Anne

zaterdag 20 juni 2015

dinsdag 16 juni 2015

Nieuw licht op Tiffany

Jarenlang dacht men dat Louis Comfort Tiffany het brein was achter het gebrandschilderd glas en de lampen in de art nouveau- en art decostijl. Inmiddels weten we dat de meeste succesvolle ontwerpen zijn gemaakt door Clara Driscoll. Zij was het genie achter de vele ontwerpen die zo bekend zijn geworden en op naam staan van Louis C. Tiffany. 

Uit de archieven van de Tiffany studio's zijn weinig documenten bewaard gebleven en in de documenten die er nog wel zijn staat weinig tot niets over de vrouwen die als glassnijdsters en ontwerpsters werkten in de ateliers. Echter dankzij de omvangrijke en uitgebreide correspondentie die Clara Driscoll met haar familie en vrienden onderhield is er veel bekend geworden over deze kunstzinnige vrouw, haar leven en haar werk bij Tiffany. Waarschijnlijk zou ze in de anonimiteit zijn gebleven als zij deze honderden brieven niet had geschreven. Ook dankzij deze correspondentie en de archiefstukken die bewaard zijn gebleven bij Queens Historical Society in New York, heeft men van zestig vrouwen, die onder Clara's leiding bij Tiffany in het atelier werkten, de identiteit kunnen achterhalen. De identiteit is ook bijna het enige dat is gevonden over deze vrouwen, over hun opleiding, kunstzinnigheid of loopbaan is weinig tot niets bekend. Wel kunnen we zeggen dat er een nieuw licht is verschenen op Tiffany door Clara Driscoll en de Tiffany Girls zoals ze worden genoemd.

Clara Driscoll
1861-1944
Clara Driscoll werd als Clara Pierce Wolcott geboren op 15 december 1861 in Tallmadge, Ohio en was de oudste van vier dochters in het gezin. Haar vader overleed toen ze twaalf jaar oud was en Clara groeide op tussen vrouwen. Haar moeder werd na het overlijden van haar man in de opvoeding van haar vier dochters bijgestaan door haar zuster, het was een echte vrouwenhuishouding. Alle vier de meisjes volgden hoger onderwijs wat in die tijd niet zo voor de hand lag. Hun moeder vond het erg belangrijk dat de meisjes studeerden, zelf had ze gestudeerd aan de Willoughby Female Semenary.

Clara ging naar de Central High School in Cleveland en gaf na haar opleiding een tijdje les. Ze had veel belangstelling voor kunst, vooral de beeldende kunst, ze stopte daarom met lesgeven en schreef zich in bij de Western Reserve School of Design for Women. Na deze studie te hebben afgerond ging ze werken als ontwerpster bij C.S. Ramson, een meubelatelier in Cleveland waar ze gespecialiseerd waren in meubelen met houtsnijwerk in Moorse stijl. In dit atelier deed ze de nodige ervaring op maar haar belangstelling reikte verder dan het meubelatelier. Ze verhuisde naar New York en ging studeren aan de  Metropolitan Museum Art School waar ze de studie voor industrieel ontwerpen volgde, een opleiding gericht op "ambachtelijke kunstenaars". Het was een opleiding voor mannen en vrouwen en in die tijd waren er ongeveer 400 studenten ingeschreven waarvan een derde vrouw was. Clara was wel de enige student die zich bekwaamde in architectonische ornamiek.

In die tijd woonde Clara, samen met haar zus Josephine, zij studeerde aan hetzelfde instituut, in een pension in Oxford Street. De zussen hadden tijdens hun studie en later naast hun werk een druk sociaal leven, ze hadden veel vrienden, gingen om met kunstenaars en bezochten tentoonstellingen en gingen regelmatig naar het theater.
Clara's creativiteit en die van haar zus, bleef niet onopgemerkt. Tiffany kreeg belangstelling voor hun talent en ze kregen beiden in 1888 een baan aangeboden op de afdeling lampen, mozaïeken, ramen en decoratieve voorwerpen bij Tiffany's Glass Company op Manhattan. Tiffany en Clara hadden dezelfde artistieke visie, maar dat was geen garantie voor een goede samenwerking. Tiffany had vaak kritiek op Clara, over de ontwerpen en de materialen die ze wilde gebruiken.

Clara werkte met een paar onderbrekingen twintig jaar voor Tiffany en gaf leiding aan de ontwerpstudio tot 1909. In die tijd was zij de persoon die de meeste glas-in-loodramen, lampen en mozaïeken ontwierp. Dat Clara en haar collega's de ontwerpers waren was niet bekend omdat zij van Tiffany hun werk niet mochten signeren. Tiffany bracht alles op de markt onder zijn eigen naam, hij had er dan ook geen moeite mee om in 1900 op de wereldtentoonstelling in Parijs te exposeren met ontwerpen van zijn werknemers met de naam Tiffany.

Ook in de boeken en brochures die Tiffany uitgaf kwam de naam van Clara Driscoll niet voor. Niet alleen Clara en haar medewerksters werden niet genoemd ook alle mannelijke ontwerpers, bv de niet onverdienstelijke Arthur J Nash (1849-1934), hoofd van de glasfabriek, werd nergens genoemd. Alle ontwerpers bij Tiffany in dienst werkten tot die tijd volledig in de anonimiteit. Toch gaf Tiffany op de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs toe, onder druk van de jury, dat hij niet de ontwerper was van de objecten en gaf de namen van zijn ontwerpers prijs. Dat had grote gevolgen voor Clara Driscoll en Arthur Nash, zij vielen toen in de prijzen en hun naam raakte bekend.

Clara Driscoll heeft drie perioden bij Tiffany gewerkt, door haar drie huwelijken kreeg ze elke keer ontslag, het was in die tijd, zeker niet bij Tiffany, gebruikelijk dat getrouwde vrouwen werkten. Alleen ongetrouwde vrouwen en weduwen konden bij Tiffany werken.

In het pension waar Clara en haar zus Josephine woonden, leerde Clara haar eerste man kennen, de 30 jaar oudere Francis S. Driscoll (1831-1892). Driscoll woonde jaren, net als Clara en haar zus in hetzelfde pension, ze kregen een relatie en trouwden. Drie jaar later overleed Francis Driscoll, Clara was toen 31 jaar. In diezelfde periode overleden eveneens haar moeder en twee van haar zussen. De band met haar overige familieleden in Tallmadge werd hierdoor minder en Clara was dan ook blij dat ze weer aan het werk kon bij Tiffany. Een grote wens van haar in die tijd was om naar Europa te gaan, ze wilde verder kijken en haar blik verruimen. Ze kreeg het voor elkaar dat zij en één van haar naaste medeontwerpsters, Agnes Northrop, in 1906 voor drie maanden met Tiffany mee konden naar Frankrijk om een tekencursus te volgen in Bretagne.

Tiffany was in die periode behoorlijk aan het uitbreiden, er werd een grote glasfabriek opgezet en een atelier. De firma Tiffany ging in 1892 verder onder de naam Tiffany Glass and Decorating Company. In dat jaar kwam er ook een vestiging van Tiffany op Manhattan, de Women's Glass Cutting Department, Clara kreeg hier de leiding en ze werkte er met zes medeontwerpsters. Het bedrijf op Manhattan was zo succesvol dat er binnen twee jaar op de afdeling van Clara 35 vrouwen werkten.

Dat was ook de tijd dat Clara Edwin Waldo (1863-1930) een schilder en musicus leerde kennen, met wie ze in 1896 trouwde. Door dit huwelijk kreeg Clara voor de tweede keer ontslag.
Doordat Edward veel lezingen gaf reisden ze een tijd rond en op een gegeven moment bleven ze in Chicago wonen. Dat was een ongelukkige periode in hun leven, Edward werd ziek en na een tijd was hij spoorloos verdwenen. Clara ging daarom een tijd bij haar familie in Tallmadge wonen, maar ging na verloop van tijd toch weer terug naar New York. Zes jaar later kreeg ze bericht dat Edwin was gezien in San Francisco en dat hij aan geheugenverlies leed. Verder is er niets bekend over Edwin Waldo.

Blauweregen lamp
(Wisteria)
Ondertussen was het voor Tiffany de periode van prestigieuze opdrachten vooral de glas-in-loodramen en mozaïeken waren geliefd en in 1897 kon Clara weer terug komen bij Tiffany om te werken op de ontwerpafdeling. Clara ontwierp in die periode alleen maar topstukken, geïnspireerd door de natuur, lampen met de namen Libel, Klaproos, Blauweregen en meer bloemennamen. Vooral de Blauweregen (Wisteria) werd populair en de opdrachten stroomden binnen. Later zal ze nog bureauaccessoires en siervoorwerpen gaan ontwerpen, de zgn. fancy goederen.

Het succes van Clara werd niet goed ontvangen door haar mannelijke collega's in de glasfabriek, zij eisten dat de afdeling van Clara zou worden opgedoekt. Na de nodige strijd met de mannen kwamen ze tot een compromis. Het aantal werkneemsters op haar afdeling zou worden beperkt, waarbij ze bedong dat zij het alleenrecht kreeg op het ontwerpen van alle lampenkappen en de luxe voorwerpen, waarvan ze de meeste zelf uitvoerde. De rivaliteit die er was tussen de verschillende afdelingen gaf wel aan dat Clara een bijzondere status had binnen het bedrijf.

Vanaf die tijd is er weinig correspondentie bewaard gebleven van Clara en haar familie, wel is duidelijk dat Clara in 1909 ging trouwen met Edward Booth (1868-1953). Clara nam daarom voor de derde keer ontslag en ging zich thuis in Point Pleasant (West Virginia) bezig houden met het beschilderen van zijden sjaals met bloem- en landschapsmotieven. Edward was ondertussen gepensioneerd en ze reisden heen en weer tussen Ormond Beach in Florida, om er de winter door te brengen en keerden in de zomer terug naar hun huis in Point Pleasant. Uit de correspondentie blijkt dat dit een jaarlijks ritueel was.

Clara raakte in de vergetelheid, haar glorietijd bij Tiffany was al lang voorbij, haar ontwerpen waren niet meer in de mode en haar successen waren snel vergeten.
Door het ouder worden kreeg ze gezondheidsklachten en op 6 november 1944 is ze op 82 jarige leeftijd thuis overleden. Clara Driscoll is gecremeerd en haar as is bijgezet in het graf van haar ouders en zusters op de begraafplaats in Tallmadge, het stadje waar ze ook was geboren.

Louis Comfort Tiffany heeft veel mooie dingen op zijn naam staan maar het meeste staat toch op naam van Clara Driscoll en haar Tiffany Girls.

Wil je meer weten over Louis Comfort Tiffany kijk dan HIER

zaterdag 13 juni 2015

Klaprozen

De klaproos kennen we ook onder de naam papaver en in sommige streken noemt men de klaproos kollenbloem (heksenbloem).
Klaprozen bloeien op plaatsen waar meestal geen andere planten staan, ze gedijen het best op braakliggende terreinen waar bv bouwafval is gestort. De zaden van de plant kunnen jaren onder de grond liggen te wachten tot de andere planten in de omgeving dood zijn voor ze tot ontkiemen komen. Klaprozen worden daarom pionierplanten genoemd.

De klaproos is in Engeland het symbool van de Eerste Wereldoorlog geworden, omdat de planten uitbundig groeiden en bloeiden op de slagvelden in België. Deze slagvelden waren door de gevechten behoorlijk omgewoeld en daardoor een goede plek voor de klaprozen om te groeien.
De bloem is symbolisch voor deze gruwelijke periode in de geschiedenis. De blaadjes van de bloem zijn rood als het bloed van alle mensen die daar zijn gesneuveld, het binnenste van de bloem is zwart en geeft de rouw aan en in het hart van bepaalde soorten zie je een kruisvorm, het christelijk symbool van lijden en verlossing.



Op 11 november is het in het Verenigd Koninkrijk en de Gemenebestlanden Remembrance Day. Dat is de dag dat er aan de tweede wereldoorlog in 1918 een einde kwam. De klaproos (poppy) wordt op deze dag gedragen door bijna alle Britten, van de koningin tot de man en de vrouw in de straat. De herdenking is altijd op de zondag die het dichtst bij 11 november ligt, er worden dan kransen gelegd bij de Cenotaaf op Whitehall in Londen.
Sinds 1922 is de klaproos ook het symbool van de veteranenorganisatie, de Royal British Legion. Deze organisatie verkoopt kunststoffen klaprozen die op de kleding gespeld kan worden, om zo de gevallenen te herdenken. De opbrengst van de verkoop komt ten goede aan de slachtoffers en hun nabestaanden.



Van de klaprozen zijn er wereldwijd zeker zestig soorten bekend waarvan er bij ons vijf soorten bloeien, zoals:
slaapbol (Papaver somniferum)
ruige klaproos (Papaver argemone)
bastaardklaproos (Papaver hybridum)
gele klaproos (Papaver rhoeas)
bleke klaproos (Papaver dubium)

dinsdag 9 juni 2015

Pijnboompitten

Een lekker, gezond maar ook een calorierijk pitje. Verwerk je 100 gram pijnboompitten in een gerecht dan heb je gelijk 635 kcal extra. Meestal gebruik je geen 100 gram per persoon, hooguit 25 - 40 gram, het is dus binnen de perken te houden en je zult waarschijnlijk ook niet elke dag deze pitjes in je eten verwerken.

Het zijn vooral de vetten die verantwoordelijk zijn voor het hoge aantal kcal, 100 gram pijnboompitten bevatten 52.5 gram vet. Het zijn de goede enkelvoudige onverzadigde vetten en die hebben zeker hun functie, geen reden om de pijnboompitten niet meer te verwerken in de salade, gehakt, kip of een saus.

Pijnboompitten worden veel in de Italiaanse keuken gebruikt en ze zijn het lekkerst als je ze even roostert in een droge koekenpan. De pitten bevatten veel gezonde voedingsstoffen zoals mineralen, eiwitten, verschillende vitamines en vrije radicalen.

Dit calorierijk pitje is het zaad van een dennenboom (ook pijnboom genoemd). Het oogsten van de pitten is veel werk, de dennenappels moeten worden geschud om de zaden er uit te krijgen. Daarna worden de zaden handmatig of machinaal van hun schilletje ontdaan, dat is nogal arbeidsintensief en ook de reden dat de pijnboompitten niet goedkoop zijn.

Volgens de wereldvoedselorganisatie (FAO) zijn er zeker 29 soorten dennenbomen die de eetbare pitten bevatten. 

maandag 1 juni 2015

William Turner

Zelfportret 1799
William Mallord Turner (1775-1851) was schilder tijdens de Romantiek, een stijlperiode van 1800 tot 1840. Horen of lezen we de naam Turner dan komen er beelden naar boven van grote, lichte en sfeervolle schilderijen.
Het was de tijd dat kunstenaars volgens academische regels moesten schilderen, maar Turner was niet een kunstenaar die zich aan banden liet leggen, hij ging zijn eigen gang en ging in tegenstelling tot zijn collega's tegen de opgelegde regels in. Vanaf de romantiek lieten meer kunstenaars de voorgeschreven regels achter zich en gingen autonomer werken (impressionisme), de academie had het niet meer voor het zeggen, de kunstenaars gingen hun eigen gang.
Je kunt daarom wel zeggen dat Turner zijn tijd ver vooruit was.
De sneeuwstorm 1839
Voor en tijdens de romantiek kwamen de opdrachten van de vorsten, de adel en de kerk.  De opkomst van de rijke burgerij bracht daar verandering in, ook zij wilden schilderijen aan de wand. De kunstenaars gingen daarom op een andere manier werken, ze gingen voor de markt produceren. Het was belangrijk dat de kunst in de smaak viel bij de rijke kopers. De rijke burgerij hield vooral van schilderijen waarop historische gebeurtenissen en landschappen stonden.

Wanneer Turner precies is geboren is niet helemaal duidelijk, het zal om en nabij 23 april 1775 zijn geweest. Hij werd geboren in Covent Garden (Londen) als oudste zoon in een gezin met twee kinderen. Zijn vader William Turner was kapper en pruikenmaker en zijn moeder Mary Marchall was huisvrouw en zorgde voor de kinderen. De ouders zagen dat de kleine William mooi kon tekenen en vonden het dan ook prima dat hun zoontje zich daar mee bezig hield. William was veel op straat om te tekenen en later trok hij regelmatig naar het platteland  om de omgeving vast te leggen op zijn tekenblok. Veel van de tekeningen die William in die tijd maakte hing zijn vader in de etalage van de kapperszaak en er werd zo af en toe ook een tekening verkocht. Zijn ouders hebben hem altijd gestimuleerd om te tekenen en ook op latere leeftijd was zijn vader zijn steun en toeverlaat.

In de tijd dat William volwassen was regelde zijn vader al zijn zaken, spande de doeken en mengde de verf. William hoefde alleen maar te schilderen en dat was wat hij het liefste deed.
Laatste tocht van het
oorlogsschip 1839
De familie Turner had het niet altijd even gemakkelijk.  De moeder van William was een onevenwichtige vrouw, waarschijnlijk kon zij het overlijden van het jongste kind, een dochtertje, niet verwerken en werd op een gegeven moment opgenomen in een krankzinnigengesticht, waar zij in 1804 overleed.
De zorg voor de kleine William kwam volledig neer op de vader, dat lukte hem niet, omdat hij dagelijks naar zijn eigen zaak moest. William ging daarom, hij was toen 10 jaar, naar zijn oom in Bentford, een plaats ten westen van Londen. Ook daar bleef hij tekenen en hij begon in die tijd te schilderen, zeker niet onverdienstelijk, hij werd dan ook op zijn 15de  toegelaten aan de Royal Academy of Arts

Zijn eerste aquarel stuurde hij op naar de Academie voor de zomertentoonstelling en zijn eerste schilderij in olieverf exposeerde hij, met veel succes in 1796. William z'n tekenkunst werd ook opgemerkt door verschillende architecten, voor hen tekende hij naturalistische achtergronden op de tekeningen van de ontworpen gebouwen.
Venetië
Turner ging regelmatig op reis naar Europa. Op zijn 17de bezocht hij Parijs en maakte kennis met het werk van de schilder Claude Lorrain (1602-1682), zijn werk maakte veel indruk op hem. Daarna reisde hij door naar de Franse- en Zwitserse Alpen waar hij in de ban raakte van het landschap, ook bracht hij een bezoek aan Venetië waar hij het werk van Veronese en Titiaan met belangstelling bestudeerde. Terug in Engeland ontwikkelde hij zijn eigen stijl, waar kleur, atmosfeer en licht belangrijk waren, het weergeven van realistische voorstellingen liet hij achterwege.

Turner bleef reizen, hij was zeker zes keer in Nederland waar hij o.a. bij Dordrecht rivierlandschappen schilderde.
Hij legde duizenden kilometers af om zijn indrukken vast te kunnen leggen op zijn schilderijen. Hij had er veel voor over om zijn indrukken weer te geven met zijn penseel, zo ging hij urenlang met zijn hoofd buiten het raam hangen tijdens een treinreis om wind, regen en onweer te kunnen voelen en zien. Ook liet hij zich vastbinden aan de mast van een schip om op die manier de storm te ervaren, om daarna in zijn schetsboeken de opgedane indrukken vast te leggen.

Hij was gefascineerd door treinen en schepen, zijn werk draaide vooral om de dramatiek en hij experimenteerde in die tijd met nieuwe methoden om oude verhalen te verbeelden. Wat ook bij de eigenzinnige Turner paste waren de titels van sommige van zijn schilderijen, die waren zo lang dat het kunstwerkjes op zich waren, ze leken op gedichten.

Turner kreeg veel lof en eer, maar zeker ook kritiek. Critici zeiden dat Turner liever de ruimte tussen zijn onderwerpen schilderde dan de dingen zelf.
Brand in het parlementsgebouw 1835
In die tijd begint hij ook te schrijven, in zijn boek, Liber Studiorum, geeft hij zijn visie op het landschap weer en illustreert het het boek met eigen tekeningen. Ook maakte hij studie van het boek van Goethe over kleurenleer. Hij las over versmelting van kleuren en dat was voor hem de aanleiding om abstract te gaan werken op doeken van grote omvang. Hij maakt in die tijd vooral aquarellen waarop hij nat-op-nat de kleuren in elkaar liet overgaan.

In 1804 kon Turner zijn eigen galerie openen, hij was in die tijd al een gevierd kunstenaar. Dat was ook de periode dat hij ging experimenteren met verschillende soorten verf. Veel kennis over duurzaamheid van de soorten verf was er niet, dat stond nog in de kinderschoenen. Veel kleuren zoals bv karmijnrode pigmenten hielden het niet lang uit, na korte tijd begon de kleur al te vervagen.

Het kon Turner weinig schelen of de kleuren goed bleven of niet, hij schilderde niet voor de eeuwigheid. Als een verffabrikant hem erop wees dat de kleuren konden gaan vervagen gaf Turner nors antwoord, hij vond dat de man zich met zijn eigen zaken moest bemoeien, hij was niet gesteld op ongevraagd advies.
Turner wilde schilderen en alleen maar dat, het eindresultaat vond hij niet interessant. Ook borg hij zijn werk niet zorgvuldig op, hij liet ze staan in vochtige en stoffige ruimtes, het maakte hem niet uit of ze verschimmelden of onder het stof zaten. Veel van zijn schilderijen waren vaak na een maand al niet meer in de oorspronkelijke staat. 

Turner zijn leven was schilderen en  nog eens schilderen, dat ging echt voor alles. Zijn leven is zeker niet gemakkelijk voorbij gegaan, hij heeft veel moeten incasseren, zoals het overlijden van zijn moeder en niet meer kunnen wonen bij zijn vader.
Ook de tegenwerking in het begin van zijn carrière van de zijde van de academie en het niet begrepen worden door collega's en critici heeft hem geen goed gedaan.
Na het overlijden van zijn vader in 1829, die zijn vriend en grote steun was, werd Turner met tussenpozen depressief, hij en zijn vader hadden 30 jaar bij elkaar gewoond.

Hij is altijd een man geweest met verschillende kanten, hij kon humeurig, bot en nors zijn, terwijl hij op andere momenten een hele aardige man zou zijn geweest. Turner is nooit getrouwd geweest, wel had hij een maîtresse en samen hadden ze twee dochters.
Venetië
In 1851 is Turner overleden in zijn eigen huis in Cheyne Walk, Chelsea bij Londen en is op eigen verzoek begraven in het St Paul's Cathedral.
Over de erfenis van Turner is veel te doen geweest. Hij liet een groot geldbedrag na voor ondersteuning van decaying artists en zijn schilderijen zouden naar de Britse overheid gaan. Turner wilde dat er voor zijn werk een speciale galerie kwam waar zijn werk permanent tentoongesteld zou worden. Dat is niet gebeurd, de erfgenamen hebben jarenlang geruzied over de erfenis, het heeft zeker 20 jaar geduurd voor men er uit was.

Het Brits Museum heeft 300 olieverfschilderijen en ongeveer 30.000 aquarellen en schetsen, de Tate Gallery heeft de ongeveer 300 schetsboeken van deze bijzondere kunstenaar in bezit.

Museum De Fundatie in Zwolle heeft in samenwerking met het museum in Enschede een dubbeltentoonstelling georganiseerd van het werk van William Turner.
De tentoonstelling is van  5 september 2015 tot 3 januari 2016.
Er zullen 30 schilderijen van Turner komen te hangen en nog ongeveer 60 werken van andere Europese kunstenaars, van de renaissance tot nu.

Museum De Fundatie  heeft zelf het schilderij Wolken en water  van Turner in hun vaste collectie.
Er zijn mooie boeken over zijn werk verschenen en er is een film gemaakt over de laatste 25 jaar van Turner zijn leven, Mr Turner.