Mijn moeder kon lekker koken en veel van haar kookkunst heb ik dan
ook nooit kunnen evenaren. Zij kon van bijna niets iets lekkers op tafel zetten
en het smaakte altijd goed. Elke dag had ze een zelfgemaakt nagerecht en dat
bestond uit havermout, griesmeel, rijstepap, vla en broodpap op maandag want
dan was er brood over van het weekend. Maar op zondag kregen we pudding,
custard- of chocoladepudding. Zelfgemaakt pudding met een enorme dikke vel erop
en zo stijf dat je lepel er rechtop in bleef staan. Mij deed ze er geen plezier
mee en ik keek met afgrijzen naar de dikke vel die mijn moeder dan vrolijk op
haar eigen bord schepte en met smaak opat. De pudding op mijn bordje kon ik
niet door mijn keel krijgen en ik bleef er net zo lang op kauwen tot mijn moeder
genoeg kreeg van mijn gemier (zo noemde ze dat) en mijn pudding ook nog op at. Elke
zondag na de bloemkool, rollade en de door mijn moeder zo lekker gebakken
aardappelen weer het zelfde gemier van mij bij het toetje.
Op het moment dat ik het huis uitging heb ik nog lang gekookt
zoals mijn moeder het deed, behalve haar pudding die kwam nooit op tafel. Als
we het nog wel eens over het eten en de kookkunst van mijn moeder hadden riep
ik altijd: “Vergeet niet de pudding”. Als ik dat zei dacht de familie en ook
mijn man dat ik bedoelde dat de pudding van mijn moeder het toppunt in mijn
leven was. Ik maakte ze ook nooit wijzer, het woord pudding was voor mij al
genoeg.
Toen kwam de periode van de Monatoetjes. Lekker gemakkelijk, zeker
als je allebei werkt en een toetje gaat er altijd wel in. Mijn man lustte de
toetjes ook graag en als hij de boodschappen deed hadden we meestal een
behoorlijke voorraad. Hij kon lang door het schap in de winkel blijven zoeken
en ontdekte dat Mona ook chocoladepudding in het assortiment had. Hij dacht mij
een plezier te doen omdat hij mij vaak had horen zeggen: “Vergeet niet de
pudding”. Ik kan je vertellen dat hij de
pudding niet vergat en opgewekt de chocoladepudding van Mona in het
boodschappenwagentje legde. Hij vond het fijn om mij een plezier te doen met
een toetje die op de zelfgemaakte pudding van mijn moeder leek. Ik vond het van
mijzelf niet aardig om te zeggen dat ik het niet lustte, omdat hij de pudding
met zoveel enthousiasme had gekocht en op tafel zette. Ik deed mijn best om zo
onopvallend mogelijk de pudding weg te werken, gelukkig zat er geen
misselijkmakende vel op dat zou helemaal rampzalig zijn geweest. Mijn man vond
de pudding wel lekker zo te zien en na een paar weken zei hij terwijl hij met
smaak het Monatoetje naar binnen lepelde: “Lekker hè? Vind je niet”?
Waarop ik zei: “Nu je het zo direct aan mij vraagt moet ik zeggen
dat ik helemaal niet houd van pudding”. Daarna heb ik hem verteld over de
zondagse puddingervaringen uit mijn jeugd. Mijn man was even stil en zei: ”Mijn
moeder maakte ook die pudding en ik heb het ook nooit lekker gevonden”. Toen
waren we beiden even stil en hebben de pudding in de vuilnisbak gegooid. We
konden er smakelijk om lachen, het is een hilarisch verhaal en regelmatig wordt
het verhaal verteld als het gesprek op vroeger en de kookkunst van onze moeders
komt. Dat wij nooit meer pudding hebben gegeten is wel duidelijk en dat houden
we zo.