Het is
al eeuwenlang bekend dat bepaalde kruiden en wilde planten smaak geven aan
voedsel en een helende werking kunnen hebben. Wereldwijd
had ieder land naar alle waarschijnlijkheid zijn eigen inheemse planten en ook de kennis om de planten te gebruiken als voedsel en als medicijn. Soorten die groeiden in gebieden buiten de eigen landsgrenzen kwamen door de handel in verschillende landen terecht en op die manier kwam er een grote uitwisseling
van planten op gang met de daarbij behorende kennis.
Er is
niet zo heel veel documentatie voorhanden uit vroegere tijden over het gebruik
van de kruiden die werden gebruikt als medicijn. Wel is er een 2000 jaar oud
verslag gevonden in Babylon met aanwijzingen hoe medicinale kruiden moesten
worden klaargemaakt en gebruikt.
Van de
oude Egyptenaren weten we dat zij veel soorten kruiden gebruikten,
niet alleen als medicijn en voedsel maar ook voor parfum, cosmetica, het balsemen van hun doden en ze ontdekten dat verschillende soorten planten geschikt waren om verfstoffen van te maken.
De
Grieken hadden eveneens een grote kennis van kruiden. Leerlingen van
Hippocrates leerden hoe ze kruiden konden gebruiken bij het verzachten van pijn
en hoe sommige planten ziekten zelfs konden genezen.
Bij de Romeinen was het gebruik van kruiden ook bekend. Tijdens hun veroveringen door Europa hebben ze niet alleen hun grote kennis
van kruiden meegebracht maar ook de planten en zaden namen ze mee op hun
tochten. Volgens schattingen hebben ze ongeveer 200 soorten
planten mee genomen naar Engeland. De wilde planten en kruiden waren daarna vooral te
vinden in de kloostertuinen, ook na de val van het Romeinse rijk bleef de
kennis en gebruik van de kruiden veelal bij de kloosterlingen.
Tijdens de
Middeleeuwen kwam de kruidenkennis ook buiten de kloosters terecht. Er kwamen
kruidengenezers en er ontstonden handboeken voor het gebruik van de kruiden. In
deze handboeken stond vaak een allegaartje aan informatie als je bedenkt dat de
kennis van kruiden in de loop van de eeuwen van mond tot mond ging. Het is zeer waarschijnlijk dat de overdracht van de kennis op het laatst een ander verhaal was geworden dan dat het in het begin was.
John Gerards |
Op een
gegeven moment kwam er wat betrouwbaardere informatie in de vorm van
kruidenboeken. In 1597 komt het boek "Herball" uit geschreven door de
Engelsman John Gerards (1545-1607), hij was barbier en chirurgijn, hierin worden
ongeveer 1000 verschillende planten besproken. Het is zeker een
belangrijk boek geweest voor de kennis van verschillende soorten planten en
kruiden in Europa. Het boek is wel voor het
grootste gedeelte een vertaling van een oude Latijnse tekst, maar er zal ongetwijfeld veel nieuwe informatie aan zijn toegevoegd.
In 1640
kwam het boek "Theatrum Botanicum" uit van de Engelsman John
Parkinsons (1567-1650), hij was apotheker en botanicus. In dit boek staan ongeveer 3800 planten beschreven,
aanzienlijk meer dan in het boek van John Gerards. Het is bekend dat zowel John
Gerards als John Parkinsons in het bezit waren van een grote
verbeeldingskracht, niet alle informatie is daarom betrouwbaar, maar er zullen
ook zeker veel beschrijvingen van
planten worden gegeven die voor waar aangenomen kunnen worden.
Later, zo
rond 1673, werd de "kruidenkennis" iets wetenschappelijker
benaderd. De Engelse "Bond van Apothekers" liet een
"artsenijtuin" aanleggen in Chelsea, ze wilden studie maken van de
werking van de medicinale kruiden. Door de wetenschappelijke aanpak en door
bestudering van de kruiden kwam men tot een beter inzicht en dat was van
grote invloed op de kruidengeneeskunst.
Kolonisten
in de "Nieuwe Wereld" hadden kruidenplanten en de boeken van Gerards
en Parkinsons mee genomen. Deze kolonisten kwamen er al vrij snel achter dat ze
de oorspronkelijke bewoners van hun nieuwe land niet zo veel meer konden leren op het gebied van
kruiden en planten, zij hadden hun eigen planten en een gedegen kennis over het
gebruik hiervan, zij konden op hun beurt de kolonisten veel leren.
Er kwam daardoor een geheel nieuwe kruidentraditie op gang die ongeveer tot het eind van de 18de eeuw duurde, daarna kwam de reguliere
geneeskunst op gang.
Tegenwoordig
worden de kruiden nog altijd gekweekt voor medicinale doeleinden, de cosmetica-
en parfumindustrie, en voor het gebruik in de keuken.
Het is
wel zaak om niet op eigen houtje met medicinale kruiden aan de slag te gaan.
Bij
ondeskundig gebruik kan er grote schade worden toegebracht.
Maar
culinair kun je heerlijk experimenteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten