zaterdag 13 april 2013

Glyptiek: intaglio en cameo

intaglio
Glyptiek is de kunst van het graveren van edelstenen. 
Er zijn 2 verschillende technieken, de intaglio en de cameo. Intaglio is een zeer oude kunst, afbeeldingen worden verlaagd aangebracht in klei of edelstenen, deze techniek werd 3000 v. Chr. al toegepast in Mesopotamië, vooral op rolzegels. 
Intaglio, komt van het Italiaanse woord tagliare (snijden), deze techniek is het  tegenovergestelde van cameo, bij de cameotechniek worden de afbeeldingen verhoogd aangebracht.

De Foeniciërs, een handelsvolk (1200 -150 v. Chr.), pasten de intagliotechniek al toe op zachte stenen bv serpentijn en gaven hun kennis door aan de Egyptenaren.
Het snijden in die tijd deed men met een steensplinter die als burijn (pen om te krassen) fungeerde en als schuurmiddel gebruikte men zand.
De Egyptenaren begonnen hardere steensoorten te bewerken zoals carneool, groene jaspis en chalcedoon ook werden er nieuwere technieken uitgevonden. Ze gebruikten in die tijd al een boortje met verwisselbare hulpstukjes, en voor het schuren gebruikten ze mengsels van olie en gemalen korund.

Camee
De cameotechniek ontdekte men veel later, pas in de 5de eeuw n.Chr. Deze techniek werd niet alleen toegepast op edelstenen, ook schelp, parelmoer en bloedkoraal leende zich daar goed voor, de decoratie is namelijk al aanwezig in het materiaal door het reliëf. 
Door gebruik te maken van de natuurlijke kleur-aders in bv een schelp is de schelp bijzonder geschikt als materiaal voor het snijden van cameeën. Meestal is het een kunstig uitgesneden vrouwenkopje, cameo betekent schaduwportret. Deze schelpcameeën vallen in het niet bij de exemplaren die zijn gesneden uit edelstenen. In het begin hadden de  gesneden stenen de functie van zegels en amuletten, maar op een gegeven moment zag men ook het mooie van deze manier van steensnijden en werden er sieraden van gemaakt. 

Camee
De cameotechniek is niet gemakkelijk, de steen moet laagje voor laagje worden bewerkt, geslepen en gepolijst tot de gewenste afbeelding in reliëf tevoorschijn komt. Sommige cameeën zijn opgebouwd uit verschillende kleuren en de laagjes zijn soms niet meer dan 2 mm dik, het effect is buitengewoon kunstig. Voor deze cameeën werd meestal carneool, toermalijn, amethist, citrien of agaat gebruikt.
Door de altijd aanwezige ontwikkelingen op het gebied van materialen voor de bewerking van de stenen, kon men op een gegeven moment ook hardere edelstenen bewerken zoals robijn, saffier en kwarts. Er was veel vraag naar en er ontstond een levendige handel.
Ook in Griekenland kende men de glyptiek en er is eeuwenlange geschiedenis van de Grieken  gesneden in edelstenen.

Hellenistisch
Aan het begin van de Middeleeuwen verdween in Europa de vraag naar cameeën, men wilde niet meer de bewerkte stenen volgens de intaglio of de cameotechniek,  maar cabochon-geslepen stenen. 
Pas na de 9de eeuw na Chr. kwam er weer vraag naar cameeën. Vooral vorsten waren in het bezit van grote collecties cameeën en ook gravures in kristal waren geliefde verzamelobjecten.

Tijdens de renaissance kwam er weer een grote opleving in de cameeënhandel, vooral gravures met Griekse mythologische voorstellingen hadden de voorkeur. Doordat in die tijd de Gilden werden opgericht met hun strenge voorschriften, ging de kwaliteit van de glyptische kunst met grote sprongen vooruit. De steensnijders moesten voldoen aan een hoge vakkennis en hun materialen en gereedschappen moesten eveneens aan de voorgeschreven eisen van het Gilde voldoen.

Grote afnemers waren de rijke families bv de familie Borgia en de 'Medici, zij konden in een niet voor te stellen weelde baden en kochten grote hoeveelheden glyptische kunst.
Tazza Farnese
Bekend is de Tazza Farnese, een in cameo gesneden schaal. Deze schaal is voor het eerst beschreven in 1471, het stuk was toen in het bezit van de familie De 'Medici. Later is het in handen gekomen van de familie Farneze, zij hebben hun naam aan de schaal gegeven. Tegenwoordig is het stuk in bezit van Museo Nazionale in Napels. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten